Deleted scene Geluk bij een Ongeluk

Deleted scene


Heb je Geluk bij een Ongeluk gelezen en kun je nog geen genoeg krijgen van Jacco en Suus? Dan kun je hier nog een extra scene lezen. Deze scene speelt zich af als Suus en Jacco in Frankrijk zijn en ze samen praten over Suus' werk als schrijfster. Het gesprek neemt een wending en laat een kwetsbare kant van Suus zien.


*

Jacco gaf geen antwoord. Na een tiental seconden hief Suus haar hoofd. Er lag een frons tussen zijn wenkbrauwen. Ze streek er met haar duim over, maar de rimpel bleef. “Wat is er?”
  “Vanmorgen zei je dat je het me niet aan zou doen om zelfmoord te plegen, maar…”
  “Maar wat?” drong ze aan.
  Zijn hand lag op haar rug en streelde haar zachtjes. “Ik wil niet dat je denkt dat ik in je laptop heb zitten neuzen, maar ik stuitte op een gedichtje en…”
  Ze legde een vinger tegen zijn lippen om hem verder spreken te beletten. “Je maakt je zorgen.”
  Hij knikte. “Ik heb niet alles gelezen, maar wat ik wel heb gelezen heeft een enorme indruk achtergelaten.”
  “Waarom heb je niet alles gelezen?” vroeg ze, ineens nieuwsgierig waarom hij dat niet had gedaan.
  “Omdat het me nogal een inbreuk op je privacy leek.”
  Ze schudde haar hoofd. “Wat heb ik je gezegd voor ik in slaap viel? Dat ik niets te verbergen heb. Dat meende ik.”
  “Je was half in slaap toen je dat zei.”
  Ze schoof van hem af en ging rechtop tegen de hoofdsteun van het bed zitten. “Pak mijn laptop en lees dat gedichtje, Jacco. Dan zal ik het hoe en wat aan je uitleggen.”
  Na een korte aarzeling kwam hij ook overeind en pakte haar laptop van het voeteneinde. Hij overhandigde hem haar en keek toe hoe ze het bestand opzocht. Daarna draaide ze de laptop op haar schoot in zijn richting. “Deze bedoel je toch?”
  Hij knikte.
  “Wil je het zelf lezen of zal ik het voorlezen?”
  Hij leunde ook tegen het schot van het bed net als zij. “Doe dat laatste maar. Jij hebt het geschreven. Ik wil het uit jouw mond horen.”
  Ze trok de laptop terug. Niet dat het echt nodig was, want ze kende het uit haar hoofd.

“De stilte is mijn maatje
mijn allerbeste vriend
De stilte kan ik blind vertrouwen
de stilte oordeelt niet

De stilte kent mijn verlangens
heeft altijd tijd voor mij
De stilte omsluit mijn diepste geheimen
in haar kan ik alles kwijt

In de stilte mogen mijn tranen vloeien
daar waar niemand ze kan zien
De stilte vonnist niet over gisteren of morgen
de stilte troost mijn meest intense verdriet

De stilte weet van mijn zorgen
of deze nu groot zijn of klein
De stilte ben ik nooit kwijt
omdat ik er mezelf mag zijn

De stilte kent geen grenzen, 
de stilte kent geen pijn
De stilte kent slechts geluk en vertrouwen
tot ze voor altijd de mijne zal zijn”

  Ze keek hem pas weer aan na de laatste woorden. Hij zag een beetje bleek.
  “Weet je wanneer ik dit heb geschreven?” vroeg ze zacht.
  Hij schudde zijn hoofd. “Ik weet alleen dat het me een enorme brok in mijn keel bezorgt door de eenzaamheid die er in doorklinkt.”
  “Ik heb dit geschreven toen ik dertien was. Het was een opdracht voor Nederlands. Ik ging naar school en maakte mijn huiswerk, maar zocht geen contact. Met niemand. Ik had geen vriendinnen in de klas of daarbuiten. Mijn docente Nederlands en tevens mijn mentrix flipte toen ze het las. Nog dezelfde avond stond ze samen met de vertrouwenspersoon en de rector van school op de stoep. Ze dachten dat ik suïcidaal was, dat ik opgenomen moest worden. Dat Jeugdzorg per direct ingeschakeld moest worden. Mijn pleegmoeder hield het tegen. Tot op de dag van vandaag weet ik niet of ze daar verstandig aan heeft gedaan.”
  Hij floot zachtjes tussen zijn tanden. “Ik snap wel waarom ze dat dachten. Zeker na de laatste vier regels. Vandaar de bemoeienis van je ouders en je broer. Dit gedichtje zegt zo ongelooflijk veel over jou. De eenzaamheid die hier in ligt, die in jou ligt, is schrijnend. Dit gedichtje ben jij ten voeten uit.”
  “Het beschrijft exact hoe ik me voelde. Hoe ik me het grootste gedeelte van mijn leven heb gevoeld. Als een eenling binnen mijn soort.” Ze keek op van het beeldscherm. “Maar wees niet ongerust, dit heb ik zeventien jaar geleden geschreven. Het was een uitlaatklep en ik heb nooit bedacht dat het zo’n reactie zou geven.”
  Hij verschoof de laptop zodat hij het zelf nog een keer kon lezen. Nadat hij het gelezen had, floot hij nog een keer. “Het is perfect voer voor psychologen. Je hebt de stilte als metafoor voor je moeder gebruikt, of in ieder geval voor de moeder die je wilde hebben. Die je hebt geïdealiseerd.”
  Ze keek hem verrast aan. “Weet je dat je de eerste bent die dat ziet? Dat ik het zelf pas een paar jaar later door had?”
  Hij schudde met zijn hoofd en staarde naar het beeldscherm. “Dertien was je, zei je? Over beloftes voor de toekomst gesproken. Dat had die docente wel in mogen zien.”
  “Dat deed ze ook. Ze heeft me aan mijn eerste schrijfwedstijd geholpen en een baantje als redactrice bij de schoolkrant bezorgd. Op die manier moest ik wel contact met anderen maken.”
  “En kwam dat contact er?”
  Ze haalde haar schouders op. “Oppervlakkig. Hoewel ik met die docente nog steeds zo nu en dan contact heb. Ze is me blijven volgen na de middelbare school. Ik had haar in de tweede en een paar jaar later in de vijfde. Toen kwam de klik met haar wat betreft het schrijven echt op gang.”
  “Heb je in die tijd ooit serieus nagedacht over zelfmoord?”
  Ze haalde haar schouders op. “Welke puber doet dat niet als er periodes zijn waar het tegenzit? Maar nee, ondanks de min of meer zelfgekozen eenzaamheid heb ik nooit dat punt bereikt. Dit gedicht moest eruit. Nou, dan komt het eruit. Zo werkt dat bij mij. Het was ook geen schreeuw om aandacht, ook al zag de omgeving dat wel zo.” Ze sloot de laptop af en klapte hem dicht. “Dit gedicht is een afgesloten hoofdstuk wat mij betreft en zie het alsjeblieft ook zo. Ander onderwerp graag. Hoe laat worden we bij je oma verwacht?”
  Met een kreun liet hij zijn hoofd in zijn handen vallen. “Om een uur of zeven.”
  “Hoe laat moeten we de deur uit?”
  Hij keek op zijn horloge. “Rond half zes, kwart voor zes. Het is vijf kwartier rijden. Mijn oma woont in een gehucht niet ver onder Narbonne.”
  Ze legde de laptop achter zich op het bed en trok hem aan zijn nek naar zich toe. “Dan hebben we nog tien minuten de tijd om ons te vermaken voor ik beslag leg op de badkamer.”
  Hij begon te lachen en boog zijn hoofd.

1 opmerking: